Sociaal Domein
Bedragen in € 1 mln. | begroting | jaarrekening |
Externe kosten sociaal domein | 2023 | 2023 |
Jeugd IB H10/SBJH + ov. | 0,5 | 0,3 |
Jeugd RTA/LTA/lokaal en vervoer | 13,6 | 13,7 |
Jeugd subsidies | 3,7 | 3,5 |
PGB Jeugd BG | 0,6 | 0,5 |
Wmo ZIN begeleiding | 2,3 | 2,6 |
Wmo ZIN hulp bij hh | 4,1 | 4,3 |
Wmo voorzieningen | 2,1 | 2,3 |
Wmo eigen bijdrage | -0,2 | -0,2 |
Wmo overig | 0,8 | 0,5 |
PGB Wmo HH | 0,1 | 0,1 |
PGB Wmo BG | 0,2 | 0,1 |
Wmo subsidies | 1,7 | 1,7 |
Participatie | 3,8 | 4,1 |
Totaal externe kosten sociaal domein | 33,4 | 33,5 |
Toelichting
Jeugd
De stabilisatie van de kostenontwikkeling en de daling in 2022 zijn omgeslagen in een kostenstijging in 2023. De factoren die hieraan ten grondslag liggen zijn: een lichte stijging van het aantal unieke klanten (1,6%) die gebruik maakt van de voorzieningen Jeugdhulp. Daarnaast een toename van de inzet van duurder voorzieningen in antwoord op zwaarder zorgvragen. Met name bij ambulante Jeugdhulp en bij Jeugd GGZ zien we de kosten stijgen. Ook bij Jeugdvervoer stijgende de kosten. Dit heeft te maken met een zeer hoge indexering. Ook dragen een relatief hoge indexatie en tariefstijgingen als gevolg van groepsverkleining bij aan de stijgende kosten van de Jeugdhulp.
Wmo
De kosten voor 2023 zijn hoger dan de prognose die bij de najaarsnota is opgesteld. De kosten voor begeleiding Wmo, hulp bij huishouden en woonvoorzieningen zijn ten opzichte van 2022 toegenomen. Bij begeleiding wordt de kostenstijging veroorzaakt door een toename van 14% van het aantal unieke klanten en door indexatie. Met name het aantal inwoner dat gebruik maakt van dagbesteding voor inwoners met dementie stijgt. De gemiddelde kosten per unieke klant dalen in 2023 ten opzichte van 2022.
Bij hulp bij het huishouden wordt de kostenstijging veroorzaakt door een toename van het aantal unieke klanten met 11,5% en door indexatie. Ook hier nemen de kosten per unieke inwoner die gebruik maakt van hulp bij het huishouden af ten opzichte van 2022.
Het grootste verschil tussen de najaarsnota en de jaarrekening wordt veroorzaakt door een toename van de kosten voor woonvoorzieningen.
De stijgingen in de vraag bij de bovengenoemde Wmo categorieën is in lijn met de toename van het aantal ouderen in onze gemeente.
Participatie
Binnen Participatie vormen de bijstandsuitkeringen qua omvang het grootste onderwerp. Dit wordt bekostigd uit de rijksbijdrage BUIG. De BUIG is bedoeld voor de betaling van de uitkeringen en loonkostensubsidies. Het uitgangspunt is dat de BUIG toereikend is om de uitkeringslasten te betalen. Mutaties in het uitkeringenbestand van de gemeente worden door het Rijk verwerkt in de hoogte van BUIG. Hier zit echter een jaar vertraging in (t-1). Waar onze gemeente in de voorgaande 3 jaar een ruim overschot op de BUIG had pakte dit in 2023 ongunstig uit voor onze gemeente omdat de afname van de BUIG-uitkering samenviel met een toename van de instroom van vergunningshouders. In 2023 heeft de gemeente gedurende het jaar € 1.000.000 uit eigen middelen aan dit budget toegevoegd om deze taak te kunnen uitvoeren waarvan uiteindelijk € 131.000 resteerde.
De uitbetaling van de energietoeslag 2023 heeft op Participatie tot een overschrijding van € 800.000 op het reguliere budget geleid. Het Rijk heeft de gemeente weliswaar vergoed voor deze kosten maar dit kon niet tijdig worden verwerkt in de begroting. De rijksvergoeding is terug te vinden in het positieve saldo op de algemene uitkering.
Bij het budget voor re-integratie trajecten heeft een overschrijding plaatsgevonden. Dit heeft te maken met intensivering van de inzet van trajecten voor inwoners met een groter afstand tot de arbeidsmarkt. In 2022 zijn nieuwe soorten trajecten ingekocht, omdat de mogelijkheden voor aanmelding van werkfitte werkzoekenden opdroogde. Op de totale budgettaire ruimte voor re- integratieactiviteiten, dat bestaat uit meerdere grootboeknummers, heeft geen overschrijding plaatsgevonden.
Trends in 2023
Het jaar 2023 is het jaar van de hoge indexen als gevolg van de inflatie. Bij Wmo en Jeugd waren deze indexen gemiddeld rond de 5% voor Hulp bij het huishouden en Begeleiding. Voor hulpmiddelen werden gemeenten geconfronteerd met een index van 14% en ook voor vervoersdiensten gold een hoge index van 13,6%.
Tenslotte zijn ook de uitkeringen meegestegen met de minimumlonen, wat een stijging van 10% tot gevolg had.
In het algemeen maakt dit dat de vergelijking van de jaarrekening 2023 met de jaarrekening 2022 een groot verschil laat zien. Natuurlijk hebben gemeenten extra middelen ontvangen voor de hoge indexatie, maar de compensatie is onvolledig geweest.